Normale balans wordt  gehandhaafd door een continu samenspel van verschillende zintuigen en organen in ons lichaam. De input vanuit al deze verschillende zintuigen en organen wordt in onze hersenen samengevoegd en bepaalt waarom wij in staat zijn ons ruimtelijk te oriënteren, ons evenwicht te bepalen en tijdens het bewegen van ons hoofd, scherp te zien. Als een of meer van deze zintuigen of organen niet goed functioneert, kunnen er balansproblemen ontstaan of ertoe leiden dat het herstel van een, normaliter eenvoudig, evenwichtsprobleem ineens niet zo eenvoudig gaat. Dan worden evenwichtsklachten ineens een dagelijks, dikwijls langdurig probleem.

De figuur hiernaast geeft aan welke zintuigen en organen ons evenwicht bepalen.

Normaal gesproken krijgt ieder mens voortdurend informatie over de ruimte om zich heen en over de positie die het lichaam daarbinnen aanneemt. Die informatie is voornamelijk afkomstig uit het evenwichtsorgaan, de ogen en het gevoel in de spieren en pezen.
Het evenwichtsorgaan is gelegen in het rotsbeen en vormt met het slakkenhuis het binnenoor. Het evenwichtsorgaan is gevoelig voor veranderingen van de stand van het hoofd. Dit kunnen draaibewegingen zijn, maar ook bewegingen rechtdoor, omhoog of omlaag.

Er is een duidelijke relatie tussen het evenwichtsorgaan en de ogen: als een van beide systemen niet goed functioneert, is deze samenwerking verstoord en geeft dat klachten van duizeligheid, maar ook problemen met scherp kunnen zien en schakelen in drukke ruimtes (zoals de supermarkt of een druk marktplein) en bewegende situaties (auto rijden, fietsen en in de trein).
Heel vaak wordt duizeligheid veroorzaakt door meerdere problematiek samen, dit noemen we ook wel multidisciplinair. Naast bovengenoemde factoren dient u hierbij ook te denken aan bijkomende factoren als bijvoorbeeld schommelingen van bloeddruk of bloedsuikerspiegel, verkeerde ademtechniek, spanning en stress, alcoholgebruik en natuurlijke veroudering van de hersenen en het evenwichtsorgaan.

Al deze informatie wordt verwerkt in de hersenstam en de kleine hersenen. Van daaruit gaan prikkels naar de spieren van het lichaam, zodat iemand zijn houding kan aanpassen en zijn evenwicht bewaart. Er gaan ook signalen met informatie naar de grote hersenen waar het bewustzijn vandaan komt. Indien daar verkeerde of nog niet bekende signalen binnenkomen, ontstaat het gevoel van duizeligheid.